De gemeenten in het Groene Hart gaven aan dat ze dit ‘Cirkelstadjaar’ behoefte hadden aan inzicht in welke partijen actief zijn in de circulaire bouw en gebiedsontwikkeling. Daarom stond tijdens de community of practice op 20 september deze vraag centraal: Bij wie kan ik (gemeente) terecht voor mijn circulaire vraag?.
Sprekers vanuit diverse marktpartijen namen de aanwezigen mee in hun visie en doel in een circulaire integrale gebiedsontwikkeling. Hierin is het woord integraal belangrijk. Want alleen samen met de diverse partijen vanuit de markt en de overheid kunnen circulaire gebiedsontwikkelingen worden gerealiseerd.
Zonder samenwerking blijf je altijd op je eigen eiland staan
Een voorbeeld van een invalshoek is die van onze nieuwe partner DWA, de host van deze CoP. In hun kantoor in Gouda, voorzien van het Binnenklimaat Label A, namen Cedrique Steenkamer en haar collega’s ons mee in de visie van het adviesbureau.
Directeur Henk Jansma begon zijn inleiding over hoe DWA zelf tegen circulariteit aankijkt: “Een aantal jaren geleden wilden wij circulariteit inhoud geven binnen ons bedrijf en onze mensen. Want niet de natuur, maar de mens creëert uiteindelijk het afval”. Door een stuurgroep circulariteit op te starten, heeft DWA een link kunnen leggen tussen de kernactiviteiten, het bedrijf zelf en de ambitie om meer circulair te handelen en te zijn: “Daarin paste een partnerschap met Cirkelstad heel mooi”.
Kernthema’s waar DWA zich mee bezighoudt zijn: energietransitie, bouwfysica, installatietechnieken en de digitale agenda van gebouwen. Maar uiteindelijk draait het voor hen om de samenwerking: “Zonder samenwerking blijf je altijd op je eigen eiland staan”.
In het oog springende projecten
In het vervolg van de bijeenkomst nam René Jansen – strategisch adviseur bij DWA – de aanwezigen mee in een aantal projecten van het bureau. Een project dat er uitspringt, is het project van The Floating Office in Rotterdam, het grootste drijvende kantoor ter wereld, gemaakt van hout. René noemt de verplaatsbaarheid van dit kantoor als één van de mooiste aspecten van The Floating Office. “Veel elementen van het kantoor zijn remontabel en flexibel ingericht. Daarnaast is er gekozen voor optimale isolatie, waarin in de winter de warmte wordt vastgehouden en in de zomer buiten wordt gehouden. “Zo voorkom je onnodig meer materiaalgebruik voor bijvoorbeeld de installatie waarmee je dus besparend werkt en in wezen circulair bezig bent”, gaat René verder.
Tot slot ging Marinus Spek – installatieadviseur bij DWA – in op het project Windesheim in Almere. Hogeschool Windesheim wil een nieuwe onderwijsinstelling realiseren in Almere met daarbij hoge duurzaamheids- en circulariteitseisen. Eén van de tools die DWA gebruikte om vroeg in de ontwerpfase al duurzaamheid te waarborgen, is parametrisch ontwerpen. Marinus legt uit over deze manier van ontwerpen: “Je stopt een aantal gebouwgegevens in het model, zoals de oppervlakte, het percentage glas, het aantal bouwlagen, type materialen et cetera. Het model maakt daar vervolgens een gebouw uit. Het leuke en handige is dat je kan spelen met de gegevens om te kijken wat ze doen voor je energievraagstuk, voor het zonlicht en zonneweringen enzovoort. Op basis daarvan kan je keuzes afwegen.”
Valorisatie van reststromen, landgebruik en de bouw
Spaak Circular Solutions is een start-up die bedrijven, ondernemingen, organisaties mee wil nemen in een businesstransitie naar een circulaire economie (‘venture building’). Het bouwen aan de circulaire economie is het hoofddoel van Spaak.
Namens Spaak namen Seleen Suidman (Head of operations) en Matthijs Koop (Expert Landgebruik) ons mee in de core business van Spaak en het onderzoek naar biobased gewassen (zoals natte teelten) in regio het Groene Hart. Spaak houdt zich hoofdzakelijk bezig met drie thema’s: de valorisatie van reststromen, landgebruik en de bouw. Ze richten zich op verschillende soort klanten: “Iedereen met een circulaire vraag kan bij ons terecht.”
Natte teelten als nieuw businessmodel
Na de inleiding over Spaak, nam Matthijs de aanwezigen mee in de onderzoeken naar natte teelten als biobased bouwmateriaal. Het huidige landgebruik zorgt voor bodemdaling en door stikstof vermindert de biodiversiteit en waterkwaliteit. Het verhogen van het grondwater – als dat al op eenvoudige manier kan – heeft dan ook rechtstreekse gevolgen voor de boer: “Een melkveehouder bijvoorbeeld kan dan eigenlijk geen boer meer zijn. Wij willen juist samen met de boer op zoek naar een duurzamer businessmodel,” vertelt Matthijs.
Een nieuw businessmodel kan zijn het kweken van gewassen (natte teelten) waaruit (biobased) bouwproducten gemaakt kunnen worden. Spaak rekent met een speciale rekentool de potentie uit voor een boer: wat wordt het nieuwe verdienmodel. Daarnaast kijken ze naar de gehele markt- en ketenvorming die nodig is van boer tot afnemer. Ook alle communicatie met en tussen de boeren, tot en met de verwerkers en retailers neemt Spaak voor zijn rekening. Zo kunnen ze overal invloed op uitoefenen om samen een circulair businessmodel op te zetten en aan te bieden.
Hoe rijker, hoe viezer
Merosch is een adviesbureau die zich bezighoudt met toekomstbestendige en duurzame gebouwen en gebieden. Menno Schokker – adviseur bij Merosch – nam de aanwezigen mee in de visie van Merosch. Hij opent zijn presentatie met een afbeelding die de sociale en economische ontwikkelingen mondiaal van de afgelopen 200 jaar weergeeft, het grotere verhaal: “De afgelopen 200 jaar heeft de mens een waanzinnige ontwikkeling meegemaakt: toegang tot schoon drinkwater, toegang tot onderwijs, minder kindersterfte, hogere levensverwachting en meer rijkdom. Maar alles komt met een prijs. Hoe rijker we afgelopen 200 jaar zijn geworden, hoe viezer (negatieve klimaatimpact CO2 uitstoot per inwoner) we zijn geworden.’’
Verder betoogt hij voor een mensvriendelijk klimaat, één dat blijft binnen de planetaire grenzen. Daarmee verwijst hij naar een onderzoek waarbij onderzocht is welke kwantificeerbare grenzen van de planeten niet overschreden moeten worden om binnen een stabiel klimaat te blijven. Nu gaat het onderzoek uit van negen grenzen: landgebruik, klimaatverandering, afname biodiversiteit, stikstof- en fosforkringloop, verzuring oceanen, atmosferische ozon, zoetwatergebruik, chemische verontreiniging en aerosolen in de atmosfeer. Al deze grenzen zijn met elkaar verbonden, maar klimaatverandering en biodiversiteit zijn het belangrijkst omdat die alles kunnen versnellen.
Tot slot kijkt Menno naar de projecten en werkwijze van Merosch. Het bureau heeft een integrale blik naar een gebiedsontwikkeling, maar probeert altijd te prioriteren en excelleren op bepaalde thema’s. Bijvoorbeeld bij het Woodstone project in Heerhugowaard. Een ontwikkeling waar door de toepassing van een biobased houten casco 5.000 ton CO2-besparing is gerealiseerd. Op het thema klimaatadaptief is gekozen voor een groen karakter met veel beplanting waardoor hittestress wordt verminderd.
Infra-as-a-service
De Circulaire weg is een partnerprogramma gestart met diverse opdrachtgevers en bouwers in de infra sector. Hun doel was om te onderzoeken hoe haalbaar het infra-as-a-service model is in de infra en openbare ruimte. Frederike Noppers – programmamanager bij de Circulaire Weg – en Twan Cortenraede – assisitent programmamanager bij de Circulaire weg en adviseur duurzame gebiedsontwikkeling bij Sweco – namen de aanwezigen mee in het project en de resultaten van het onderzoek.
Twan begon de presentatie met uitleg over waarom zou infra-as-a-service nodig zou zijn. “Het is belangrijk om in de circulaire economie niet alleen te kijken naar de technische mogelijkheden, maar ook naar hoe je processen zo inricht ten behoeve van de circulaire economie’’. In de GWW (grond-/weg-/waterbouw) zijn partijen verantwoordelijk voor een deel van de keten. Wat erna gebeurt, krijgt beperkt aandacht. We bouwen op basis van een lineaire economie: optimalisatie naar het einde van de contracttermijn.
Binnen een as-a-service-contract veranderen de spelregels. Er ontstaat een prikkel voor de bouwer om de weg, brug of andere asset zo te bouwen, onderhouden en beheren dat deze zo lang mogelijk meegaat en zo goed mogelijk herbruikbaar is. Door focus op functionaliteit worden de innovatiekracht en mogelijkheden vergroot.
Concreet door het eigenaarschap te verplaatsen naar de aannemer gaat ook die partij anders kijken naar hun doelstelling. “Van ontwerpen, bouwen en onderhouden op de economisch meest voordelige manier conform contract(enkele), wordt het verschoven naar ontwerpen, bouwen en onderhouden met optimale zorg voor de grondstoffen met waardebehoud“.
Pilotprojecten
Ten slotte nam Frederike de aanwezigen mee in de resultaten van het partnerprogramma. Zes opdrachtgevers hebben samen met Sweco en DuraVermeer een zevental pilotprojecten uitgevoerd. Een van de projecten is vanuit de opdracht van de gemeente Amersfoort gestart. Het project bevatte een fietsbrug en een weg in een woonwijk. Frederike vertelt: “Wat voor de gemeente vooral belangrijk was dat het enerzijds duurzaam en circulair onderhouden kon worden en anderzijds dat de tevredenheid van de gebruikers en omwonenden centraal staat.’’
Op de Dr. J.P. Heijelaan in Amersfoort is er met een ander ontwerp en minder materiaalgebruik een verlaging van 57% behaald in de MKI (milieukostenindicator). Voor de fietsbrug is het gelukt om 35% van het materiaal opnieuw te gebruiken binnen het project.
Frederieke concludeert dat elkaars taal leren spreken het belangrijkste is tijdens deze projecten en elke iaas (infra-as-a-service). Daarnaast is het van belang dat er intensieve en meerjarige samenwerkingen worden aangegaan; duurzame, maar ook andere doelen kunnen goed samen gerealiseerd worden.